Thomas Vertelt: 'Zullen we een nieuwe taal gaan spreken?'
‘Lijkwagen’, ‘doodgraver’, ‘afleggen’ of ‘een stoffelijk overschot’. Zodra iemand komt te overlijden, lijkt het alsof er een nieuwe wereld ontstaat. Een ‘buitenland’ met een eigen taal, vreemde woorden die zelfs heel onvriendelijk kunnen klinken. Alles dat zo bekend voelde en dichtbij, is ineens heel ver weg.
In ons werk worden we, nog steeds, dagelijks met ‘onaardige’ termen en benamingen geconfronteerd. Alsof de taal omtrent de dood een andere moet zijn dan de gesprekken tijdens het dagelijkse leven. Ineens wordt er een afstand gecreëerd, alsof het overlijden van iemand al niet voldoende impact heeft op het leven.
Zullen we een nieuwe taal gaan spreken? Dan noemen we degene die is overleden liever bij de naam. Het toont respect maar bóvenal, het is zóveel persoonlijker en vriendelijker. Het houdt jullie Jan, Klaas, Ans of Willemijn veel dichter bij de beleving. Door alles bij de werkelijke naam te benoemen, voelt de beleving ook veel natuurlijker en minder vreemd.
En zullen we in die nieuwe taal dan ook ‘de dingen’ anders benoemen? ‘De auto voor het vervoer’ klinkt al veel vriendelijker dan ‘lijkwagen’. ‘Afleggen’ is in feite ‘de laatste zorg’ voor iemand en hem/haar laten zien zoals hij/zij werkelijk was. Want iemand die is overleden, is nog altijd een ‘persoon’ en geen ‘iets’.
Een nieuwe taal, eigenlijk de menselijke en vriendelijke taal. Het voelt in de beleving veel natuurlijker en ‘dichter bij huis’. Het overlijden van een dierbare heeft veel impact op het leven van de nabestaanden, dan kunnen we er maar beter voor zorgen dat we het begrijpelijk houden.